Jan Scherpenzeel
Binnen het verzet, waar vrijwel iedereen onder een schuilnaam opereerde, stond Jan Scherpenzeel bekend als simpelweg “Jan”.
In het dagelijks leven was Scherpenzeel, die geboren werd in Apeldoorn op 23 mei 1904, kolenhandelaar. Hij had een brandstoffenhandel op Hoenderparkweg 96 en was getrouwd met Hermanna Koers. Samen hadden ze vier jonge kinderen.
Scherpenzeel vormt een verzetsgroep met de onderwijzer Jan Gerritsen. Deze groep wordt in het najaar van 1944, op het moment dat de bevrijding een kwestie van dagen lijkt, ingezet om de Gasfabriek te beschermen. Dit betekent dat de mannen zich gewapend paraat houden om te voorkomen dat de Duitsers deze belangrijke fabriek kunnen beschadigen, alvorens zich uit de voeten te maken. Maar er ontrolt zich een ander scenario: Operatie Market Garden mislukt en de geallieerden verliezen de Slag om Arnhem. Apeldoorn blijft voorlopig bezet.
Scherpenzeel verzamelt de wapens van de verzetsgroep en verstopt die in zijn bedrijf, onder de cokeshoop. Dit omdat daar de kans dat ze per ongeluk aan het licht komen het geringste is, want naar cokes is minder vraag dan naar steenkolen en briketten. Kolen en wapens zijn niet het enige dat Scherpenzeel verbergt. Al vanaf augustus slaat hij in zijn opslagplaats allerlei sabotagematerialen op en zelfs vrachtwagens, die het verzet gebruikte voor wapentransporten binnen en buiten Apeldoorn. Later organiseert hij als lid van de burgerverzetsgroep VBA (Verzetsbeweging Apeldoorn) de EHBO-groep voor de 2e compagnie van de Binnenlandse Strijdkrachten.
Na de razzia’s van oktober en november 1944, waarbij honderden Apeldoornse mannen worden afgevoerd voor de Arbeitsdienst, duikt Scherpenzeel onder, net als veel Apeldoornse mannen die willen voorkomen dat ze als dwangarbeider tewerkgesteld worden in de Duitse oorlogsindustrie. Hij vindt een veilige plek bij landgoed De Ploeg in Wiesel.
Voor zondag 1 april 1945, Eerste Paasdag, verlaat Scherpenzeel zijn schuilplaats in Wiesel om bij zijn gezin aan de Hoenderparkweg te kunnen zijn. Waarschijnlijk wordt hij daar in de buurt gezien en vervolgens verraden want ’s ochtends vroeg rijdt er een wagen met gewapende mannen van de Sicherheitsdienst de straat in. Ze arresteren Scherpenzeel en nemen hem mee. Omdat er in het SD-hoofdkwartier aan de Van Rhemenslaan op dat moment geen celruimte vrij is, wordt hij naar de Willem III kazerne gebracht. Zijn gezin blijft in grote onzekerheid achter…
Op 17 april wordt Apeldoorn bevrijd.
Vijf weken later wordt in Rotterdam een van de mannen van de Apeldoornse SD herkend en opgepakt. Tijdens zijn verhoor laat hij iets vallen over een moord in de Soerense Bossen, waarna de Apeldoornse politie ter plekke een zoekactie op touw zet. Vanaf het schooltje in Hoog Soeren kamt een groep mannen, met tussen elk van hen een afstand van ongeveer 25 meter, het bos ten oosten van het dorp uit. In het Kruisjesdal stuiten zij op een zandgat waaruit een menselijk lichaamsdeel steekt.
Bij nader onderzoek vindt de politie op 23 mei, de dag dat Jan Scherpenzeel 41 jaar oud zou zijn geworden, in het Kruisjesdal de lichamen van zestien gefusilleerde mannen. Eén van hen blijkt Jan Scherpenzeel te zijn. Hij was in de middag van 12 april daar ter plekke gefusilleerd.
Drie dagen later, op zaterdag 26 mei, worden de stoffelijke overschotten van de verzetsmannen onder enorme publieke belangstelling herbegraven op begraafplaats Heidehof. Dagblad Trouw schrijft: “Mannen van de N.B.S. [Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten] droegen hun vroegere medestrijders grafwaarts en vormden een eerewacht.”
Hoe en wanneer Jan Scherpenzeel in de illegaliteit actief werd, is niet duidelijk. Waarschijnlijk kwam hij al vroeg in verzet tegen de bezetter en raakte hij ergens in de tweede helft van 1942 betrokken bij de L.O., de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Hij werkte nauw samen met de gebroeders Westhoff, die naast een kruidenierszaak ook een kolenhandel hadden, en hield zich vooral bezig met hulp aan Joden en andere onderduikers. Hij regelde bonkaarten, distributiekaarten en persoonsbewijzen voor hen. Johan Middelbeek, de auteur van het boek ‘Ik Draag U Op’ over het Apeldoornse verzet, beschrijft Scherpenzeel in 1948 als “een zeer actief en getrouw L.O. man.”
In 1951 wordt Scherpenzeel postuum voorgedragen voor het Kruis van Verdienste. De beoordelingscommissie motiveert zijn voordracht door te stellen dat hij zich heeft onderscheiden door zijn “moedig en beleidvol optreden” en onderschrijft dat hij als commandant van een gewapende verzetsgroep door zijn houding een voorbeeld is geweest voor zijn omgeving en zijn ondergeschikten, die mede daardoor in staat waren om belangrijke sabotageacties te verrichten in de aanloop naar de bevrijding van Apeldoorn op17 april 1945.
Jan Scherpenzeel's naam komt voor op zowel het monument in het Kruisjesdal als op de herinneringsstenen voor verzetsstrijders in het Verzetsstrijderspark.