verhaal van Jan Harms
Nadat mijn broer Jan eind 1980 het boek Apeldoorn Monument had gelezen vond hij dat ook hij zijn verhaal moest vertellen.
Jacob geboren op 02 september 1925 Jan geboren op 29 juni 1927
Mijn broer Jacob was 19 jaar geworden op 02 september 1944.Hij was 2 jaar ouder dan ik toen hij op 21 september door de Duitsers werd vermoord. Nadat hij op 16-jarige leeftijd de van Kinsbergen MULO had voltooid, kreeg hij een betrekking bij de Nederlandse Spoorwegen. Al gauw bleek dat de stationschef hem graag mocht en hem aanspoorde om te gaan studeren. Jaap moest dan ook verschillende keren naar Utrecht voor les en examens af te leggen.
Er was grote vreugde bij ons thuis toen hij eens terugkwam uit Utrecht en zei dat hij geslaagd was voor het examen assistent stationschef.
Toen het bevel kwam dat het NS-personeel ging staken betekende dit ook dat hij moest onderduiken. Twee huizen van ons huis aan de Polhoutweg stond een huis wat behoorde aan de familie Roelfsema. Voor vele jaren onderhield mijn vader de tuin en toen den heer Roelfsema besloot om in Beekbergen te gaan wonen kreeg mijn vader de sleutels van het huis.
Mijn ouders, en speciaal mijn moeder, vonden dat een goede schuilplaats. Jaap zelf ook. Toen hij vroeg of een vriend van hem daar ook mocht blijven vonden mijn ouders dat goed. Toen op 21 september het nieuws kwam dat het spoorwegpersoneel 24 uur de tijd had om weer naar het werk terug te keren ging mijn vader naar de jongens toe om hen dat te vertellen. Ze besloten om daar te blijven en zeiden dat ze het daar best konden uithouden.
Gedurende het midden van de avond hoorden we motoren brullen en Duitsers schreeuwen. Ook hoorden we schieten met machinepistolen We liepen hard naar de punt van onze grond, richting het huis waar de jongens zaten. We hoorden nog Duitsers schreeuwen maar even later was het stil Toen wij daar een paar minuten stonden verscheen er een ambulance en geen van ons allen begreep waar deze zo snel vandaan kwam. Er was een avondklok dus we durfden er ook nietnaar toe te gaan. Geen van ons sprak over Jaap en zijn vriend Barend en wat deze jongens konden zijn overkomen. Aangezien we niet eerder dan 6 uur in de ochtend op straat mochten was de nacht vreselijk lang. Klokslag 6 uur reden weo p de fiets naar het Juliana ziekenhuis. Toen mijn vader navraag deed werd een hoofdverpleegster geroepen die het schokkende nieuws vertelde. Jaap was die nacht overleden. Bij het aankomen van het ziekenhuis leefde hij nog. Ze vroegen hem waar hij woonde, maar hij kon slechts alleen zeggen: Pol—Pol. Bij het ziekenhuispersoneel dachten zij dat hij bedoelde Apollolaan. Twee mensen van het ziekenhuis zijn toen naar de Apollolaan gegaan maar daar hebben zij niets bijzonders aangetroffen.
Het laatste wat Jaap gezegd had was: Ik ben zo moe. "Toen is hij overleden. Het kan slechts bespiegeld worden wat er is gebeurd en door wie.