Veroordeling Willem L'Ecluse
Geldersch Dagblad 24 december 1946:
"Het Bijzonder Gerechtshof te Zutphen heeft zich Maandag beziggehouden met de behandeling van de zaak tegen ‘Willem l’Ecluse, eertijds wonende te Amsterdam, doch in het laatst van de bezettingstijd te Apeldoorn woonachtig."
“De rol van verrader heeft deze nog zeer jonge man op afschuwelijke wijze vervuld. Oorspronkelijk werker voor de ondergrondse beweging te Amsterdam, kwam hij in de zomer van 1944 te Apeldoorn in verband met zijn werkzaamheden. De omstandigheden werkten ertoe mede, dat hij in contact kwam met de leidster van een verzetsgroep in Apeldoorn, de lerares mej. van Terwisga. Al vrij spoedig wist hij het vertrouwen te winnen en de geheimen werd ook hem toevertrouwd. Toch durfden enkelen uit de verzetsgroep hem niet volledig te vertrouwen. Men had gemerkt, dat l’Ecluse vrij vertrouwelijk met Duitsers omging, ergo hield men hem wat op de achtergrond. Hierover ergerde l’Ecluse zich en hij besloot om met de ondergrondse werkers te breken en zich aan de Duitse zijde te scharen. In het laatst van September stapte hij op een ochtend bij de SD binnen, trof daar de SD commandant Phielix en vertelde aan deze, dat hij lid van een verzetsgroep was geweest, maar er niets meer voor voelde en dat hij de namen wel wilde noemen van de andere leden van de verzetsgroep. Vanzelf viel dit bij de ‘Grünen’ in goede aarde en zo trok men er met deze verrader er op uit om de adressen op te nemen, Nog diezelfde avond werden al. Ie genoteerde leden gearresteerd, benevens een Engelse en een Amerikaanse piloot.
Ten dele werden zij naar concentratiekampen overgebracht, doch Gerrevink, Aalders, Karreman en de beide piloten werden de volgende dag gefusilleerd. Hun lijken werden op de hoeken van de straten neergelegd, om daardoor angst aan te jagen bij de bevolking, die zich weigerde aan te melden voor de ‘Arbeitseinsatz’. Waar dit indertijd een geruchtmakende zaak in Apeldoorn was, bestond er begrijpelijk veel belangstelling voor deze zaak uit Apeldoorn.
ZITTING MET BEWOGEN MOMENTEN
Toen om tien uur in de morgen het Bijzonder Gerechtshof onder presidium van Mr. v. d. Kun achter de groene tafel plaats nam, trad een klein, mager kereltje naar voren, dat op vrijmoedige toon antwoordde op de vragen van den president. Dat kleine mannetje was de 24-jarige Willem l’Ecluse.
Nadat verdachte begon zijn vroeger afgelegde verklaringen tegen te spreken en alleen maar aanvoerde, dat zijn houding niet juist was geweest, sprong de president in het offensief en zei: ‘U staat hier te liegen’ en toen verdachte met veel omhaal en onwaarschijnlijke woorden doorging met zijn betoog zei hij: ‘Wees toch stil, klets niet zoveel, je spreekt niets anders dan onzin’.
Verdachte: ‘Er was geen reden om mij ten achtergesteld te voelen.’
President: ‘Maar U hebt zelf verklaard tegen de politie, dat U grieven tegen de verzetsgroep had wegens het achteruitzetten van Uw persoon.’
Verdachte neemt nu een zeer brutale houding aan en de president roept hem tot de orde door hem toe te roepen: ‘Je hebt hier niets te vertellen, alleen maar te antwoorden op mijn vragen’.
Verdachte: ‘Het proces-verbaal heb ik onder dwang getekend. Zij hebben me een paar blauwe ogen geslagen’.
Wanneer bij dan ook nog opmerkt, dat niet hij, maar Hemmes de verrader is, zegt de president zeer droog: ‘Wij weten precies wie de verrader is’.Na enige gedachtige schermutselingen met deze onhandelbare verdachte gast de president over om de getuigen in deze zaak te horen.
En dan komt als eerst de Opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee T. de Boer die dan vertelt, dat het twee maanden geduurd heeft alvorens verdachte ertoe overging om de feiten te bekennen. De eerste tijd na zijn arrestatie had hij dezelfde houding aangenomen als nu tijdens de zitting, nl. liegen en ontkennen. Verdachte zegt wel dat hij mishandeld is geworden tijdens het verhoor, maar dat is niet waar. Nadat Hemmes was gearresteerd en verhoord, kwam ook L’Ecluse met zijn bekentenis voor de dag.
EEN INCIDENT
Tijdens het getuigenverhoor van de heer de Boer wordt er dan plotseling vanaf de publieke tribune geroepen: ‘En die blauwe ogen dan’.
Het blijkt een broer van verdachte te zijn die zich niet kan beheersen door de aanwezige parketwachten de zaal wordt uitgezet.
UIT RAVENSBRÜCK
Een golf van bewondering gaat door de rechtszaal als mej. van Terwisga op stoel plaats neemt en de president woorden van lof spreekt over het schitterende ondergrondse werk, dat zij tijdens de bezetting heeft verricht. Mej. van Terwisga was commandant van een gewapende verzetsgroep en op zeer bescheiden wijze spreekt zij over haar werk en hoe zij verdachte in het begin vertrouwd heeft. Verdachte wist, dat haar schuilnaam mej. Jansen was en het was opmerkelijk, dat na haar arrestatie een SD’er tegen haar zei: ‘Zo juffrouw Jansen, nu hebben we U’.
Op een gegeven moment werd het haar te machtig om nog verder te vertellen en kon zij pas verder gaan, nadat een parketwacht haar een glas water had gegeven. Ze vervolgde haar relaas, waar zo ontzettend veel leed was verborgen en welk relaas tevens een schrijnende aanklacht was tegen verdachte’ s houding tegenover dit moedige meisje. Wanneer ze tenslotte haar bittere ervaringen vertelt in verband met haar arrestatie en opsluiting in het concentratiekamp ‘Ravensbrück’, waarbij ze nog een ziekte had opgelopen, is bijna niemand zijn ontroering nog langer meester.
De president: ‘U bent nog zo jong u zult nog wel herstellen van het doorstane leed’.
De president vraagt vervolgens aan de verdachte of hij nog iets aan de getuige heeft te vragen, waarop deze zei: ‘Het gaat zo niet goed, Edelachtbare’, waarop prompt de president antwoordde: ‘Dat dacht ik ook’.
Getuige Hemmes, die gedetineerd is verklaarde, dat verdachte hem had verteld dat hij tot een verzetsgroep behoorde en dat hij de zaak wilde verraden. Hij is toen samen met verdachte naar de SD gegaan. Aldaar aangekomen is getuige tegenwoordig geweest bij een gesprek, waarbij verdachte aan de Commandant van de SD vertelde, dat deze wist waar de mensen woonden, die tot de verzetsgroep behoorden. Verdachte heeft dit geheel vrijwillig met het fatale gevolg, dat deze goede vaderlanders de volgende dag werden gearresteerd.
De beurt is nu aan twee SD’ers om te getuigen, n.l. Herman Veit, een Kriminal Polizei beambte en de leerling-machinist Touseul, die zulke bezwarende verklaringen afleggen, dat we zelfs zonder het requisitoir al kunnen vermoeden welk vonnis zal worden uitgesproken.
HET REQUISITOIR
Mr. Serraris de Procureur-Fiscaal vond dat de mentaliteit van verdachte nog lager was dan een gewone moordenaar. Hij heeft op een laaghartige manier zin medemensen laten vermoorden. Verdachte heeft tegenover de politie, alsmede ook voor de raadsheer-commissaris een bekentenis afgelegd en ook de getuigen geven een aneensluitend verhaal over van de verdachte. Het motief kan niet anders geweest zijn: ‘l Ecluse heeft zich gegriefd gevoeld en voelde de animositeit tegen zich in de KP, maar wilde de eerste viool spelen. Toen heeft hij geprobeerd iets anders te doen om iets groots te kunnen verrichten. Hij heeft zijn daad niet in drift gepleegd, maar met voorbedachten rade. Dit blijkt voorts uit de wijze, waarop hij mejuffrouw van Terwisga had verraden. Verdachte probeert zich te verdedigen, voor zover het op een verweer lijkt met een reeks van leugens. Verdachte is toerekeningsvatbaar verklaard door de psychiater.
Hier is maar een conclusie: Hier is een nog een misdadiger van het allerergste soort. Tien mensen zijn het slachtoffer geworden door zijn toedoen. Men zou een beroep kunnen doen op de jeugdige leeftijd van de verdachte, maar gezien zijn houding en de sluwe wijze, die hem tekenen tot een listig misdadiger, verzoek ik het Hof deze man ter dood te veroordelen.
Na een paar uur geschorst de zitting te hebben geschorst deelde de president mee, dat het Hof de gepleegde feiten bewezen achtte en de verdachte ter dood veroordeelde.
Als officieel waarnemer was namens de Amerikaanse regering ter zitting aanwezig een Kolonel van de War Criminal Group U.S.F.E.T-HQ.
Na de ter dood veroordeling werd de verrader op transport gesteld naar Arnhem. Hij liep zeer rustig en zelfverzekerd met zijn bewakers mee, zonder een spoor van ontroering.”
Bron: Geldersch Dagblad van 24 december 1946