Wim Aalders
Wim Aalders was een van de mensen die in de nacht van 2 oktober 1944 door de Duitsers werd geëxecuteerd. Aalders' zus Iet herinnerde zich die noodlottige dagen. Tijdens de herdenking bij het monument voor de slachtoffers van 2 oktober 1944 deelde een familielid van Wim deze herinneringen met de aanwezigen:
Op dit terrein, waar we vanmiddag samen zijn, werden op 2 oktober 1944 acht mannen doodgeschoten, door de Duitse bezetter. Dat is vandaag ruim 60 jaar geleden. Een van hen was: Wim Aalders. Een zuster van Wim is onze tante Iet Aalders. Zij vertelde ons het verhaal over haar broer.
Het was zaterdagavond 30 september 1944, ongeveer 11 uur ’s avonds. In die oorlogstijd woonde ik samen met mijn ouders, mijn broer Wim en mijn broer Joop, die getrouwd was met Willy, aan de Jachtlaan. Dat weekend logeerde ook Anneke, vriendin van mijn broer Wim bij ons. Ze waren alle vier al naar bed. Mijn ouders en ik waren nog op. Ik was 29 jaar oud en mijn broer Wim waar het allemaal over gaat was toen 30 jaar.
Opeens werd er hard gebeld aan de voordeur. We schrokken heel erg, want we wisten dat Wim in een verzetsgroep zat. Vaak was hij ’s avonds en ’s nachts weg; wij wisten niet wat hij dan deed; dat moest natuurlijk geheim blijven.
Mijn vader en ik liepen naar de voordeur. Duitse politie stond op de stoep en ze stapten gelijk naar binnen. Ik kreeg direct een geweer in mijn rug geduwd. “Wieviel Männer sind hier im Hause?”(Hoeveel mannen zijn er hier in huis) schreeuwden ze en duwden me de trap op naar de zolderverdieping, nog steeds met het geweer in de rug.
Joop probeerde via een raam en de regenpijp te vluchten, maar dat lukte hem niet meer. Buiten, rondom het huis, stonden allemaal Duitse soldaten. Hij werd onmiddellijk gepakt.
Wim werd uit zijn bed gehaald. Mij sloten ze op in de stikdonkere keuken, samen met mijn moeder en de twee andere vrouwen in huis.
We waren verschrikkelijk bang. Mijn vader en broers werden geschopt en geslagen en daarna in de gang gezet. “Hände Hoch! Muss der Alte auch mit?” (Handen omhoog, moet die ouwe ook mee?), hoorden we ze roepen. Ze bedoelden daar mijn vader mee begrepen wij gelijk. “Nein”, klonk gelukkig het antwoord.
Geboeid werden Wim en Joop in een gereedstaande auto geduwd, in hun pyjama met de handen in de nek en het hoofd tussen de knieën. (Wim had nog gauw een jasje over z’n pyjama aangetrokken)
Die hele nacht zaten we in grote spanning bij elkaar, vol van angstige gedachten. Wim’s vriendin plukte van de spanning een zakdoek aan stukjes. En dat was niet zo’n papieren zakdoek, zoals we nu kennen, maar een hele stevige katoenen, die je kon uitwassen.
De mannen werden naar het hoofdkwartier van de Sicherheits Dienst in een villa aan het Oranjepark gebracht en met de boeien nog om in de kelder opgesloten, samen met de andere mannen van de verzetsgroep die ook waren opgepakt.
Iemand die zich kort tevoren bij de verzetsgroep had aangesloten en een vergadering had bijgewoond, had hen verraden. Mijn broer Joop die niet bij die groep hoorde, werd bevrijd van zijn boeien. Zijn naam stond niet op de lijst. De volgende ochtend maakt Joop nog koffie voor de jongens.
Twee Duitsers verschilden die zondagochtend van mening of Joop wel of niet naar huis mocht. De ene riep “D ‘raus”—de ander: “Bleiben”. “Ik heb maar geluisterd naar diegene die zei dat ik mocht gaan”, vertelde hij ons later.
Joop leende een fiets maar ook een jas van de tandarts die naast de villa woonde, hij was immers in zijn pyjama opgepakt. Zo kwam Joop die zondagochtend weer thuis. “Ik denk niet dat we Wim ooit nog zullen zien”, zei hij tegen mijn moeder, we wisten niet wat ons stond te wachten.
De volgende dag – het was inmiddels maandag 4 oktober – moest ik een boodschap voor mijn moeder doen. Ik fietste in de buurt, toen een oude buurvrouw me riep: ” Iet stap eens even af, ik moetje wat vertellen: je broer Wim ligt dood op straat, op de hoek van de Soerenseweg en de Koning Lodewijklaan; op zijn borst ligt een bordje waarop staat: TERRORIST.
Ik schrok verschrikkelijk, ik kon geen woord uitbrengen en durfde niet te gaan kijken. Toch deed ik nog gauw mijn boodschap en ging terug naar huis. Wat ik gehoord had durfde ik niet aan mijn vader en moeder te vertellen, het was te erg. Met zo’n geheim rondlopen was ook afschuwelijk. Was het wel waar? Later op de dag kwam een familielid de verschrikkelijke waarheid aan mijn ouders vertellen.
De Duitsers wilden Wim en de andere mannen in een massagraf begraven Gelukkig, mede dankzij mijn vader is dat niet gebeurd. Zo konden Wim en de vijf anderen van de groep ieder apart door hun familie begraven worden. Het was een dubbel akelige begrafenis. Ik zie die beelden nog voor me. Bij het graf stonden Duitse soldaten met geweer in de aanslag. Er mochten ook maar heel weinig familieleden bij aanwezig zijn.
Veertien dagen later stuurden de bezetters Wim’s colbertjasje met de kogelgaten erin naar ons huis.
Het is goed dat dit monument hen eervol herdenkt, dat troost nog steeds Ik bedank de kinderen van “de Regenboog “dat zij dit monument verzorgen!