Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site
Marechausseemonument
foto: Albert Cnossen

Marechausseemonument

Voor de voormalige hoofdpoort van de Koning Willem III-kazerne aan de Frankenlaan bevindt zich een opvallend monument. Opvallend zowel door de plaatsing in een soort parkje precies voor een halfronde beukenhaag als door de uitvoering.

Op een bakstenen sokkel ligt een stervende strijder, die zich nog even opricht om de brandende vrijheidstoorts door te geven aan een bij hem neerknielende kameraad: het monument dat de leden van de Koninklijke Marechaussee herdenkt die in de Tweede Wereldoorlog én in de periode 1946- 1950 in Indonesië zijn omgekomen.

De opleiding van de Koninklijke Marechaussee is vanaf 1913 gevestigd in Apeldoorn; Apeldoorn wordt daarom wel de bakermat van de marechaussee genoemd. Vandaar dat Apeldoorn gekozen werd om het marechausseemonument te plaatsen.
Het Korps Politietroepen, in 1919 opgericht voor het verrichten van militaire politietaken, is in 1945 opgegaan in de Koninklijke Marechaussee.

Tussen 1940 en 1945 lieten 118 personen van de marechaussee en de Politietroepen het leven. Hun namen zijn vastgelegd in het Gulden Boek, dat bij elke vestiging van de Koninklijke Marechaussee ter inzage ligt.
Al in de meidagen van 1940 vielen de eerste slachtoffers bij de twee korpsen. Een groot deel van de Politietroepen vocht toen vanuit de rivierkazematten aan de Maas. Een deel van de marechaussee (273 man) uit de zuidelijke provincies en een honderdtal leden van de Politietroepen konden via België en Frankrijk Engeland bereiken. Velen keerden per parachute naar Nederland terug om te helpen bij het verzet. Een aantal van hen werd na hun dropping gearresteerd en naar Duitsland gedeporteerd. Anderen landden in 1944 met de Prinses Irenebrigade op de Normandische kust en hielpen bij de bevrijding van West-Europa.
Sommige van de in Nederland achtergebleven korpsleden gingen in het verzet, bijvoorbeeld als lid van de OD (Orde-Dienst), die al in 1940 was opgericht.

Ook in het voormalig Nederlands-Indië, waar de marechaussee vanaf 1946 actief was bij de politionele acties, vielen slachtoffers. Het Korps Militaire Politie/Koninklijke Marechaussee had zestig doden te betreuren bij deze acties.

Marcelis Andries van Bemmel

Eén van de Apeldoornse verzetsslachtoffers die met het Marechausseemonument worden geëerd, is Marcelis Andries van Bemmel. Toen hij op 9 november 1944 door de Sicherheitsdienst (SD) werd gearresteerd, woonde hij met zijn gezin op de Jachtlaan 138. Hij was in 1941 in Apeldoorn geplaatst als opperwachtmeester van de Marechaussee en was sinds 1943 hoofdwachtmeester van de Staatspolitie. Van Bemmel was actief betrokken bij het verzet in Apeldoorn en omgeving, maar werd het slachtoffer van verraad.
Van Bemmel heeft over zijn verzetswerk thuis nooit veel verteld. Hij wilde niet dat zijn vrouw en kinderen de Duitsers inlichtingen zouden kunnen geven als hij zou worden opgepakt. Zijn dochters hebben vaak illegale pamfletten moeten wegbrengen en zij weten dat hun vader het hoofdpostkantoor in de gaten moest houden (waarschijnlijk in verband met de bonnendistributie en de vervalsing van bonnen). Als politieman wekte dat weinig argwaan bij de Duitsers. Ook weten zij dat dat hij lid was van een knokploeg en dat hij te maken had met de broers Westhoff, die wapens voor het verzet verborgen onder de kolenopslag in hun voorraadschuur tegenover de kruidenierszaak van Westhoff op de hoek van de Eendracht en de Brinklaan.
In enkele Apeldoornse oorlogsdagboeken wordt de razzia beschreven die op 9 november 1944 in Apeldoorn West door de SD werd gehouden. De SD wilde Van Bemmel en Westhoff arresteren. De kruidenier Westhoff was een maand eerder aan arrestatie ontsnapt en sindsdien bij het gezin van Van Bemmel ondergedoken. Jachtlaan nr. 138 werd omsingeld en SD-agenten drongen het huis binnen. Van Bemmel werd direct gearresteerd, maar Westhoff probeerde te vluchten en werd in de voortuin neergeschoten. De Duitsers hebben het lijk van Westhoff daarna in de Huygenslaan gedumpt. Waarschijnlijk als gevolg van hetzelfde verraad is de heer Nijenhuis, een zwager van Westhoff die in de Gunninglaan woonde, diezelfde avond gearresteerd.
Over Nijenhuis werd na de oorlog bekend dat hij via het concentratiekamp Neuengamme terecht is gekomen op het schip Cap Arcona dat op 3 mei 1945 in de Lübeckerbocht als gevolg van een misverstand door Britse jachtvliegtuigen en bommenwerpers tot zinken is gebracht.
Van Bemmel werd na zijn arrestatie in de Koning Willem III-kazerne gevangen gezet. Op 21 november 1944 werd hij naar het Polizeiliches Durchgangslager Kamp Amersfoort overgebracht en op 2 februari 1945, met een transport waarin ook de Apeldoorner Kees Meerhof zat, naar het concentratiekamp Neuengamme. Op 14 februari 1945 is Van Bemmel met een transport van 500 mannen naar het kamp Reiherhorst, halverwege het dorp Wöbbelin en de stad Ludwigslust (ten zuiden van Schwerin), overgebracht. De daar verblijvende gevangenen moesten vanuit kamp Reiherhorst verderop in een bos een nieuw concentratiekamp bouwen, Wöbbelin, één van de 80 ‘onderkampen’ van Neuengamme. Het concentratiekamp Wöbbelin diende voor de opvang van gevangenen uit Neuengamme en andere concentratiekampen die door de geallieerde opmars bevrijd zouden kunnen worden.
Himmler had strikte orders gegeven dat tot iedere prijs moest worden voorkomen dat gevangenen levend in handen van de uit het westen en oosten oprukkende geallieerden zouden vallen. Met geïmproviseerde transporten en dodenmarsen werden de gevangenen in allerijl naar in centraal Duitsland gebouwde concentratiekampen gedreven.
Tussen medio februari 1945 en de inname van Ludwigslust op 2 mei 1945 kon het kamp onmogelijk worden afgebouwd. De stenen barakken stonden er wel, met daken er op, maar zonder vloeren, ramen en deuren en zonder voorzieningen om te kunnen slapen. Het kamp beschikte over slechts één handpomp, waarvan na de bevrijding bleek dat deze via het grondwater in verbinding stond met de honderden meters van het kamp in het bos gelegen massagraven waarin de omgekomen gevangenen werden gedumpt. In de slechts tien weken dat het concentratiekamp Wöbbelin heeft bestaan zijn meer dan 1000 gevangenen omgekomen als gevolg van mishandeling, ontbering, ziekte en uitputting.
In het nauwelijks bekende concentratiekamp Wöbbelin zijn meer mannen uit Apeldoorn omgekomen. Dat is ondermeer terug te vinden in het vlak na de oorlog door de Stichting ’40-’45 uitgegeven boek ’Ik draag U op’.
Behalve M.A. van Bemmel worden in dit boek genoemd: R.E. Beeltje (geb. 15-07-1908, overl. ?-03-1945;  F.J. Duinkerken (geb. 07-03-1911, overl. 16-04-1945), A. van Faber (geb. 12-09-1915, overl. 22-04-1945), Joh. P. Mackenbach (geb. 17-03-1909, overl. 15-05-1945), G. Ohmann (geb. 02-06-1914, overl. 01-04-1945), C.A. Kleekamp (geb. 22-10-1921, overl. ?-03-1945), R. Schuilenklopper (geb. 26-02-1899, overl. 03-03-1945, mogelijk ook een marechaussee), J. Penseel (geb. 04-04-1919, overl. 17-02-1945) en diens broer M. Penseel (geb. 09-07-1923, overl. ?-?-1945).

Toen de 82nd US Airborne Division op 2 mei 1945 Ludwigslust had ingenomen, ontdekte een Amerikaanse patrouille bij toeval het nabij gelegen concentratiekamp Wöbbelin en werd het kamp bevrijd. Wat de Amerikanen aantroffen, tartte elke verbeelding. Lijken lagen her en der opgestapeld en stervenden lagen verspreid door het kamp. De ernstig zieke en verzwakte overlevenden van het kamp werden op last van de Amerikanen door de inwoners van Ludwigslust naar door de Amerikanen ingerichte noodhospitalen vervoerd. Ook dwongen de Amerikanen de inwoners van Ludwigslust en Wöbbelin tot een tocht door het kamp en, enkele dagen later, tot het aanwezig zijn bij de plechtige herbegrafenis van 200 uit de massagraven opgegraven lijken van omgekomen gevangenen.

Van Bemmel behoorde tot de overlevenden. Hij was echter ernstig ziek en werd overgebracht naar het Amerikaanse noodhospitaal in de cavaleriekazerne van Ludwigslust. Hij is daar op 13 mei of op 22 mei 1945 overleden en op het kerkhof van Ludwigslust naamloos en in een ongenummerd massagraf begraven.

Het Nederlandse Rode Kruis en de Oorlogsgravenstichting gaan, op grond van enkele getuigenverklaringen van Nederlandse lotgenoten die het overleefd hebben, uit van 22 mei 1945 als overlijdensdatum. Andere informatie geeft een overlijdensdatum van 13 mei 1945 aan.

Van Bemmel liet een vrouw, drie dochters en een zoon na. Zij behoorden tot de genodigden bij de onthulling van het Marechausseemonument door prinses Wilhelmina op 26 oktober 1949. Marcel van Bemmel, zijn zoon, heeft tijdens de plechtigheid bij Koningin Wilhelmina op schoot gezeten.

Bart van Elst

Dit is het levensverhaal van één van de 118 omgekomen marechaussees, Bart van Elst, geboren in Bennekom op 21 juli 1917.
Als dienstplichtig soldaat was hij ingedeeld bij de Veldartillerie in Ede, maar in 1938 werd hij beroepsmilitair bij de Politietroepen. Na de capitulatie trad hij in dienst van de marechaussee. In mei 1942 werd hij gearresteerd en overgebracht naar het concentratiekamp Amersfoort en vandaar naar Duitsland. In september 1943 wist hij te ontsnappen en dook onder in Bennekom.
Daar werd hij actief bij de lokale verzetsorganisatie. Hij bleek een meester in het vervalsen van paspoorten. Toen hij een keer op de fiets van Veenendaal naar Ede reed, werd hij herkend en verraden. Toch wist hij opnieuw te ontsnappen en vond een ander schuiladres.
Als commandant van een verzetsgroep werd hij in 9 maart 1945 op een droppingterrein bij Lunteren door de Duitsers omsingeld en gevangengenomen. Op 20 maart 1945, vlak voor de bevrijding, werd hij in Amersfoort gefusilleerd.

No items found.
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving