Monument in het Boschbad
Op 26 november 1944 verongelukte op deze plaats een Amerikaanse B-17. Het vliegtuig keerde beschadigd terug na een bombardement op een spoorwegknooppunt bij Osnabrück. Aan boord waren nog twee zware bommen. Boven Apeldoorn dreigde de bommenwerper neer te storten. De piloot, de 24-jarige luitenant Smith, gaf zijn bemanning opdracht het toestel per parachute te verlaten.
Hij sprong zelf niet, maar vloog door om te voorkomen dat het vliegtuig in de bebouwde kom neer zou komen. Het toestel stortte hier neer. Kyle Scott Smith vond de dood bij de crash, maar door zijn moed voorkwam hij een ramp in Apeldoorn. Jelle Reitsma heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar deze gebeurtenis. Hieronder volgt zijn verslag:
26 november 1944
In een groot deel van Europa was het in november 1944 nog steeds oorlog. In vier maanden waren de geallieerde legers van de stranden van Normandië opgerukt tot aan de Rijn in Nederland, maar het offensief was vastgelopen. In Noord-Nederland heerste doffe berusting na het mislukken van de luchtlandingen bij Arnhem in september 1944.
Zondag 26 november was een mooie, heldere herfstdag in bijna heel Nederland, ook in Apeldoorn. De vijfkoppige familie Meurs, die op Jachtlaan 126, dicht bij de Ribeslaan woonde, zat tegen half twee aan de broodmaaltijd toen zij opgeschrikt werd door een aanzwellend lawaai afkomstig van een laagvliegende zware bommenwerper. Allen renden naar het voorraam dat uitkeek op de Jachtlaan, maar ze waren te laat om het vliegtuig te zien. Dat moet een Amerikaan zijn, zei Hans, de negentienjarige oudste zoon, de Engelsen vliegen 's nachts. De machine was al aan de andere kant van het huis en vloog in de richting van het Boschbad.
Toen de Meursen hun achtertuin hadden bereikt, hoorden zij een doffe klap en zagen een bijna gitzwarte rookwolk opstijgen, onmiddellijk gevolgd door het geknetter van exploderende munitie. De familie en vele andere mensen uit de buurt liepen de Ribeslaan uit, maar werden op de kruising met de Donkere Laan (nu Burgemeester Roosmale Nepveulaan) tegengehouden door Duitse soldaten, die uiterst opgewonden bezig waren een mitrailleur in stelling te brengen. Het was duidelijk dat de machine binnen de hekken van het Boschbad en dus buiten bereik van de buurtbewoners was neergekomen.
Miep, de jongste dochter van de familie Meurs, ging die avond samen met haar vriendinnen Titia en Olly stiekem naar het wrak. Titia schreef daar meer dan vijftig jaar later het volgende over: "Toen het donker was gingen we door het bos, waarin we elke boom kenden naar het Boschbad. We klommen over het hek en vonden ondanks de duisternis gemakkelijk de kanovijver. Op het eiland lag het wrak van het vliegtuig - als een lamme, gewonde vogel. Twee of drie gewapende Duitsers hielden de wacht.
Eén van ons was de eerste die het zag: een vreemd, groot object half in en half buiten het water. Het zag eruit als een parachute en toen we dichterbij kwamen werd dit vermoeden bevestigd. We dachten een goudmijn gevonden te hebben want we wisten dat daaruit bloesjes, zakdoeken en andere dingen gemaakt konden worden. We trokken zachtjes aan de parachute en waren alle drie plotseling als verlamd. Aan de parachute bevestigd lag, half in en half uit het water, een lichaam in uniform. Ongeveer 20 tot 30 meter van het wrak verwijderd."
Kyle Scott Smith
Het aangetroffen stoffelijk overschot was het lichaam van Kyle Scott Smith, een 24-jarige luitenant uit Albany in de staat Ohio. Na zijn studie aan de Ohio University had hij dienst genomen bij de Amerikaanse legerluchtmacht en in maart 1944 op Marfa Air Base in Texas zijn opleiding als piloot afgesloten. Sinds 27 september maakte hij met zijn bemanning deel uit van het 532 Bomb Squadron (BS), dat behoorde tot de 381ste Bomb Group (BG) van 8 USAAF, de 8e Amerikaanse Legerluchtmacht.
De ‘Smith crew’ zoals de bemanning in het jargon van die tijd heette had inmiddels vijf operationele missies gevlogen, vier boven Duitsland en één boven Frankrijk.
De viermotorige B-17 bommenwerper met de bijnaam Little Guy (of wel Kereltje) van Smith was die morgen vroeg opgestegen van de vliegbasis Ridgewell in Essex. Die zondag vielen de Amerikanen met meer dan duizend bommenwerpers fabrieken en spoorlijnen aan in Duitsland. De bemanning van de Little Guy bestond voor deze missie uit:
2nd Lieutenant Kyle Scott Smith uit Albany, Ohio, eerste piloot
2nd Lieutenant Don McGurk uit West Springfield, Massachussetts, tweede piloot;
Flight Officer (vaandrig) Melvin LaLuzerne uit Green Bay, Wisconsin, navigator;
Staff Sergeant Byron F. ‘Tuck’ Wear uit Princeville, Illinois, bommenrichter;
Sergeant Lester F. Colson uit Brooklyn, New York, radioman
Sergeant Robert K. Porter uit Pittsylvania, Virginia, boordwerktuigkundige;
Sergeant Gustavo ‘Gus’ E. Contreras uit Tucson, Arizona, buikkoepelschutter;
Sergeant Arnold Thomas uit Milwaukee, Wisconsin, zijluikschutter en
Staff Sergeant Francis R. ‘Bob’ DeLange uit Minneapolis, Minnesota, staartschutter.
De Little Guy in de problemen
Een uur na de start viel één van de vier motoren uit door olielekkage. Wat de bemanning ook deed, de motor kon niet meer worden gestart en de propeller moest in de vaanstand worden gezet. Kyle S. Smith had volgens de regels van 8 USAAF de missie kunnen afbreken, maar daar was hij de man niet naar; hij zette door, al was het maar met drie motoren. Maar zijn eigen formatie kon hij niet bijhouden.
Onderweg, in de buurt van Zwolle, werd Little Guy aangevallen door een Duitse jager, maar die aanval mislukte: de boordschutters schoten de Duitser neer. Ook de Duitse luchtdoelartillerie beschoot de overvliegende formaties in deze omgeving, maar het uitgebrachte vuur was zwak en onnauwkeurig en leverde nauwelijks enige schade op.
De tweede motor valt uit
Little Guy sloot zich waarschijnlijk aan bij een andere formatie bommenwerpers en nam deel aan een bombardement van een ander doel, het spoorwegemplacement van Osnabrück. Het zicht was intussen veel minder geworden, de grond was door het wolkendek niet meer zichtbaar en de voorste groep bommenwerpers had het doel gemarkeerd met gekleurde rook. Het spreekt vanzelf dat de nauwkeurigheid van bombarderen daar sterk onder leed. Little Guy moest twee ‘runs’ maken, omdat de bommen niet loskwamen. Uiteindelijk werden er zes 1000-ponders afgeworpen, maar er bleven er twee in het bommenruim achter en die moesten noodgedwongen mee worden teruggenomen.
Nu viel ook motor nr. 3 uit, misschien als gevolg van schade door beschieting door Duitse luchtdoelartillerie. Waarschijnlijker is dat de drie overblijvende motoren tijdens de heenvlucht bij de volbeladen bommenwerper te zwaar waren belast.
De derde motor valt uit
Little Guy had juist de IJssel bereikt toen de derde motor (nr. 4) uitviel, waarschijnlijk door oververhitting. Daarmee was het lot van de Little Guy beslist, want een B-17 kan op één motor geen hoogte houden. Omdat alleen motor nr. 1 nog liep, begon het vliegtuig een grote bocht naar rechts te draaien.
Boven de rand van Apeldoorn gekomen gaf Kyle Smith zijn bemanning opdracht het toestel te verlaten. En daar sprongen zij: de navigator Melvin LaLuzerne, de ‘togglier’ Byron Wear, de radioman Lester Colson, de boordwerktuigkundige Robert Porter, de buikkoepelschutter Gustavo Contreras, de zijluikschutter Arnold Thomas en de staartschutter Bob DeLange.
Don McGurk, de 2e piloot, was de laatste die het toestel levend zou verlaten. Vlak voordat hij sprong, zei Kyle nog tegen hem: Spring, ik kom meteen achter je aan.
Een ramp in Apeldoorn voorkomen
Kyle had echter een probleem. Hij vloog te laag, in een rechterbocht die onvoldoende kon worden gecorrigeerd en pal boven de bebouwde kom van Apeldoorn, met nog twee bommen aan boord. Die stonden weliswaar niet op scherp maar bleven gevaarlijk. Niet ver voor zich uit zag hij in het bos een zandvlakte met een aantal vijvers. Hij bleef zijn uiterste best doen om de Little Guy in de lucht te houden en toen dat niet meer ging, crashte hij zijn toestel precies in de kanovijver van het Boschbad. Hij verloor daarbij het leven, maar behoedde Apeldoorn voor een catastrofe.
Kyle Scott Smith werd begraven op Heidehof. Een Britse aalmoezenier (Padre Buchanan) die bij Arnhem krijgsgevangen was gemaakt en die in de St. Josephstichting (nu GGNet) gevangen werd gehouden, leidde de begrafenis.
Op Ridgewell bleek de Little Guy het enige vliegtuig van 381 BG te zijn dat op deze zondag verloren ging.
Het verlies kwam hard aan, juist omdat op deze zondag de Amerikanen ‘Thanksgiving Day’ vierden. De Engelsen hadden er alles aan gedaan om deze voor de Amerikanen belangrijke dag een feestelijk karakter te geven door het organiseren van een speciale dienst in de kathedraal van Bedford; ’s avonds stond de traditionele kalkoen op het menu.
Maar, zoals de aalmoezenier van 381 BG James Good Brown schreef, 'what was supposed to be a day of rejoicing and gaiety turned suddenly quiet and somber.'
Apeldoornse ooggetuigen
Miep, Titia en Olly waren niet de enigen die een schokkende herinnering overhielden aan de crash van de Little Guy. Laurens Jan Brinkhorst, de latere minister, woonde in 1944 aan de rand van het bos, aan de Wildernislaan. Met de nieuwsgierigheid van een zevenjarig jongetje ging hij met zijn vriendjes poolshoogte nemen in het Boschbad. Hij raapte daar een pilotenhandschoen op, met de hand van de piloot er nog in… Dat soort dingen vergeet je niet, constateerde hij in 2005 in een interview met De Stentor.
Er waren veel meer mensen in Apeldoorn die de Little Guy en zijn bemanning op die mooie zondag in november hebben gehoord en gezien. De meesten zaten aan de middagmaaltijd, er was geen luchtalarm gegeven en zij werden opgeschrikt door het lawaai dat het laag overkomende vliegtuig maakte: Een hels kabaal, een oorverdovende herrie, het gedaver van een overbelaste motor en dergelijke. Vrijwel iedereen ging naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Zij zagen het vliegtuig laag overvliegen, bemanningsleden uit het vliegtuig springen en aan hun parachutes dalen. Sommigen zochten onmiddellijk daarna dekking in hun kelders of pakten hun vluchtkoffertje, denkend dat er een bombardement zou volgen. Bijna iedereen herinnert zich dat er schoten vielen en velen zagen tot hun afschuw Duitse militairen en Nederlanders in Duitse dienst schieten op de aan hun parachutes dalende bemanningsleden. Mogelijk zat de schrik voor parachutisten er bij de Duitsers na de Slag om Arnhem nog in. Een andere veronderstelling is dat de schade en slachtoffers door geallieerde bombardementen in de 'Heimat' Duitse militairen aanzetten tot wraakacties op de 'Terrorflieger', zoals de propaganda van Goebbels de vliegtuigbemanningen aanduidde.
Joop van Duuren, die toen 13 jaar oud was en aan de Doggersbank 129 woonde: Ik zag hoe een Nederlandse NSB’er een bemanningslid opbracht over de Deventerstraat in de richting van de Deventerbrug. De Amerikaan liep met de handen in de nek en de NSB’er liep achter hem met een geweer. Dit was waarschijnlijk het eerste bemanningslid dat is gesprongen, ‘ergens’ tussen de Tol en de Deventerbrug.
Eerder waren op de Deventerstraat in de richting van de brug marcherende Duitse militairen gezien, die met hun geweren schoten op de aan hun witte parachutes dalende bemanningsleden.
Een bemanningslid landde op de leuning van de Deventerbrug 'als een lappenpop' volgens Krijgsman, die toen 19 jaar oud was en in buurt van het kanaal de parachutisten naar beneden zag zweven.
Henk de Weerd, toen 15 jaar, herinnert zich: Ik woonde toen in de Griftstraat, vlakbij de markt, waar mijn vader een slagerij had. We zaten rond het middaguur te eten, toen wij een vliegtuig heel laag hoorden overkomen. Ik rende naar buiten, maar het vliegtuig zag ik niet meer. Wel zag ik hoe er een man aan een parachute op de Markt landde en vrijwel direct daarna door Duitse soldaten gevangen werd genomen. Later hoorde ik van de buren, dat Duitse soldaten in het café De Zon aan de Stationsstraat naar buiten waren gerend en het vuur op de dalende parachutisten hadden geopend.
De toen 15-jarige Jan Aalders stond op het balkonnetje op de 2e verdieping van het pand van de Nederlandse Handelsmaatschappij op de hoek van de Kerklaan en de Deventerstraat. De Duitse schildwacht voor het postkantoor opende het vuur met zijn machinepistool op het bemanningslid die achter het postkantoor op de Markt daalde en raakte diens parachute. Hij landde midden op de Markt. Ook uit het politiebureau werd op hem geschoten, tot woede van Duits Luftwaffe personeel, dat uit het cafeetje op de hoek van het Marktplein kwam en een eind maakte aan het schieten. Ik rende er heen. Ik stond daar met een paar anderen en Duitse militairen, vlak bij de Amerikaan. Ik herinner mij zijn korte zwarte haar, donkerbruine ogen, opvallend witte tanden en zonverbrande uiterlijk en hoe hij, kauwgom kauwend, iedereen aankeek. Vervolgens werd hij met een ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis.
Jan de Waard herinnert zich dat hij even later op de Deventerbrug een dood bemanningslid heeft gezien: Hij lag vlak bij de leuning, een kogelgat midden in zijn voorhoofd, met gesloten ogen en zijn mond dicht. Het verhaal ging rond dat deze Amerikaan werd doodgeschoten door een heel jonge (16 jaar oude?) Duitser, met het geweer van één van een tweetal oudere Wehrmacht soldaten. Was dit Gustavo Contreras?
J.A. Tempelman, toen 13 jaar oud, zag vanuit zijn ouderlijk huis aan de Deventerstraat 5 / 6, dalende parachutes, één daarvan leek terecht te komen op het Marktplein. Ik rende naar het Marktplein en zag daar een bemanningslid – doodgeschoten(?) - op de grond liggen. Duitse militairen pasten eerste hulp toe en joegen ons vervolgens weg. Eerder had Tempelman Duitse militairen tevoorschijn zien komen uit de Poort van Kleef, die op de dalende parachutisten begonnen te schieten. Later zag hij hoe een ander lid van de bemanning over de Deventerstraat werd afgevoerd door twee Duitse militairen en naar de Ortskommandantur werd gebracht.
De 15-jarige Gerrit Eikendal schreef in zijn dagboek: 1 uur 's middags een viermotorig aangeschoten vliegtuig over het dorp. Zeven parachutisten. Er werd hevig op geschoten, 1 of 2 doden, 1 of 2 ernstig gewonden, 3 niet gewond. Eén gedaald in de Korte Nieuwstraat, één bij Adriaan Keller aan de Schoolstraat in de tuin. Vliegtuig gevallen op eiland in de kanovijver, 1 piloot verbrand.
In de Korte Nieuwstraat landde een bemanningslid in de boom voor huisnummer 1. Er werd snel een trap tegen de boom gezet om hem uit zijn benarde positie te bevrijden. Goed en wel op de grond gaven de omstanders hem wat te drinken; hij leek wat versuft. Hij werd onmiddellijk door een Duitse soldaat op een fiets ingerekend en te voet via de Asselsestraat afgevoerd.
Een ander kwam terecht in de tuin van de familie Paul aan de Schoolstraat 26. Hij raakte bij de landing een betonnen paal, brak zijn been en werd gevangen afgevoerd op een ladder.
Weer een ander landde midden op de Asselsestraat, vlak voor huisnummer 102. Een ander plonsde in het kanaal, een paar honderd meter ten noorden van de sluis, een paar meter van de oostelijke oever. W.J. Krijgsman: Ik hielp hem uit het water. De Tommy was duidelijk aangeslagen en zenuwachtig, ik denk door het vooruitzicht dat hij krijgsgevangen zou worden gemaakt. De Duitsers waren met een motorfiets heel vlug ter plaatse en zij namen hem gevangen. Er is een aanwijzing dat één van de bemanningsleden in de Hoogstraat is geland, maar dat wordt niet bevestigd door andere waarnemingen.
Han Rijndorp schreef in 1986 in zijn boek : Ik liep omstreeks 13:00 uur vlak voor de toenmalige ingang van het Julianaziekenhuis aan de Sprengenweg toen onverwachts boven het centrum van Apeldoorn een in ernstige moeilijkheden verkerende Amerikaanse bommenwerper verscheen… Als de dag van gisteren herinner ik mij hoe uit het traag op twee motoren vliegende toestel eerst een luik naar beneden zag zeilen, gevolgd door een stuk of vijf bemanningsleden wier valschermen zich tamelijk laat ontplooiden zodat ik mij afvroeg of zij niet te pletter zouden vallen. Terwijl zij langzaam neerdalend uit elkaar dreven werd uit verschillende richtingen, tot onze grote verontwaardiging door Nederlandse SS-ers met geweren op hen geschoten.
Uit de verhalen van ooggetuigen blijkt zonneklaar dat er door Duitse militairen op de dalende bemanningsleden is geschoten, maar wie waar gewond raakte en waardoor, blijft onduidelijk. Hoe en waar Gustavo Contreras om het leven kwam, blijft een onbeantwoorde vraag.
Ook nadat de bemanning behalve Kyle Smith was gesprongen, werd het vliegtuig door verscheidene omstanders gezien.
Henk Palm, 9 jaar oud, woonde toen aan de Veenweg 84 dicht bij de spoorwegovergang, zag de Little Guy overkomen: Het vliegtuig kwam uit de richting van het centrum en er kwam zwarte rook uit één van de motoren. Het vloog zo laag, die wij dachten dat het bij de Waterlooscheweg zou neerkomen en wij zetten het op een lopen. Maar het vloog verder..
Gep Sannes, toen 17 jaar oud, liep op die bewuste zondag buiten in de omgeving van zijn ouderlijk huis aan de Waterlooscheweg[. Ik hoorde het geronk van een vliegtuig, dat snel dichterbij kwam, maar ik kon het door de hoge bomen niet zien. Plotseling zag ik het vliegtuig vlak boven mij door de kruinen van de hoge beukenbomen scheren. Het kwam van de kant van de spoorlijn, maakte een bocht naar rechts en vloog heel laag verder over de Jachtlaan in de richting van Berg en Bos. O, dat gaat helemaal fout, dacht ik en ik ging snel terug naar huis.
De laatste ogenblikken van de Little Guy
Marten van Houtum, die toen 7 jaar oud was, heeft de crash van wel heel dichtbij meegemaakt. Hij woonde met zijn ouders op de bovenverdieping van het restaurant in het Boschbad. 'Op die zondagmiddag liep ik met mijn vader buiten; mijn moeder en broertje waren binnen. Wij hoorden het lawaai van een laagvliegend vliegtuig en plotseling zagen wij het vlak boven ons. Het kwam uit de richting van de Jachtlaan en maakte een scherpe linkerbocht over de Felualaan. Mijn vader en ik doken achter een muurtje om dekking te zoeken. Het leek wel of het vliegtuig nog even optrok om ons huis niet te raken, daarna ging de neus naar beneden en het sloeg met een daverende klap te pletter op de rand van de kanovijver. De herrie was enorm, ook door de afbrekende bomen en takken en het geknetter van ontploffende munitie. Er werd een donker rond voorwerp uit het vliegtuig geslingerd, dat in de richting van de Felualaan rolde en op weg daarheen door struiken en takken brak, dwars door het hek sloeg en midden op de weg tot stilstand kwam.Later bleek dit één van de bommen te zijn, die het vliegtuig nog aan boord had.
Ik wilde direct naar het wrak rennen, maar mijn vader hield mij tegen. Na alle lawaai viel er een doodse stilte, en er hing een sterke lucht van benzine en verbrande delen van het vliegtuig.
Direct na het neerstorten van de bommenwerper begreep ik al dat de piloot, door op het laatste moment ons huis te ontwijken, mij en mijn familie het leven heeft gered.'
Hoe verging het de overige bemanningsleden?
Don McGurk schreef later: Mijn chute had zich amper geopend en toen stond ik al aan de grond. Hij werd door de Duitsers aangehouden en kwam in een krijgsgevangenenkamp terecht en keerde later naar de Verenigde Staten terug.
Gustavo Contreras werd, toen hij aan zijn witte parachute naar beneden zweefde, onder vuur genomen en gedood. Vermoord is een beter woord, want de Conventie van Genève verbiedt het schieten op mensen die hun leven trachten te redden met parachutes. Waar dat precies is geweest, valt niet meer na te gaan; was hij de Amerikaan die eerste hulp kreeg van de Duitsers op het Marktplein of was hij ‘de lappenpop’ die op de leuning van de Deventerbrug landde? De Deventerbrug lijkt het meest waarschijnlijk.
Gustavo was van Mexicaanse afkomst en kreeg, omdat hij klein van stuk was, de functie van buikkoepelschutter. Opgevouwen, half liggend in een kleine, halve bal met twee mitrailleurs, bevestigd aan de onderkant van de B-17, was hij niet te benijden. De koepel was zo krap bemeten, dat hij zijn parachute pas kon aangespen nadat hij uit de ‘ball’ gekropen was.
Hij werd naast Kyle Scott Smith begraven op Heidehof in Ugchelen en ligt nu begraven op het grote Amerikaanse militaire kerkhof bij Margraten. De vlag die bij de uiteindelijke begrafenis zijn kist had bedekt, werd op 10 december 1948 aan zijn vader in Tucson, Arizona overhandigd.
Was het de staartschutter, Bob DeLange, die op het Marktplein landde en gewond raakte? Werd hij geraakt door de Duitse militairen, die op in de omgeving van het Marktpleinhet vuur openden? Hij kwam terecht in het Duitse hospitaal dat was gevestigd in de St. Joseph Stichting van waaruit hij, samen met de Engelse majoor Gordon Sheriff en een andere Engelsman, David Ward wist te ontsnappen met hulp van een Nederlandse verpleegster. Zij werden een dag of drie verborgen gehouden in kerken in Apeldoorn en vervolgens naar Hattem gebracht, waar zij tot eind februari verbleven. 28 februari keerde het drietal terug naar Apeldoorn, waar Bob bij de familie Woltman op de Jachtlaan werd ondergebracht. Dit was een familie die veel vliegers en leden van de Eerste Britse Luchtlandings Divisie heeft verborgen. Bob toonde zich een dankbare gast. Job Woltman, de zoon des huizes: In september 1945 werd bij mijn ouders een kist afgeleverd met kleding, als dank voor het verlenen van onderdak en om onze geslonken kledingvoorraad aan te vullen.
Job Woltman en Bob DeLange hebben in 1950 nog contact met elkaar gehad, toen Job overwoog om naar Amerika te emigreren. Dat is niet doorgegaan en toen Job in 1985 het contact wilde herstellen, bleek Bob 10 december 1971 te zijn overleden.
Melvin LaLuzerne, de navigator, schreef in juli 2000; ....De piloot bleef achter de knuppel om te verhinderen dat het toestel in de dicht bebouwde kom zou neerstorten. Ik was de laatste die sprong (Don McGurk dacht ook dat hij de laatste was - J. Meurs) en sprak vlak daarvoor nog met de piloot. ..... binnen een paar seconden stond ik aan de grond met een parachute vol met kogelgaten.
Piloot Kyle S. Smith werd ook op Margraten herbegraven en later overgebracht naar Albany in de staat Ohio. Hij rust daar nu naast de Presbyteriaanse kerk. Zijn vader heeft later in hetzelfde graf zijn laatste rustplaats gevonden.
Hoe ging het verder met de overlevende bemanningsleden van de Little Guy?
Bob DeLange bleef uit handen van de Duitsers tot de bevrijding van Apeldoorn.
Don McGurk en Bob Porter kwamen terecht in krijgsgevangenkampen. Don in Stalag Luft I in Barth en Bob in Gross Tychow, toen Oost-Pruisen, nu Polen. Bob Porter heeft waarschijnlijk de beruchte ‘death march’ meegemaakt, toen de Duitsers, bang voor bevrijding van krijgsgevangenen door de naderende Russische troepen, de gevangenen dwongen om honderden kilometers in westelijke richting te voet af te leggen. Het was februari 1945, het was ijzig koud en er lag veel sneeuw; de omstandigheden onderweg waren erbarmelijk slecht.
Melvin LaLuzerne en Byron Wear werden opgesloten in het krijgsgevangenenkamp Barth-Vogelsang in Pruisen, nu ook Pools grondgebied. Daar werden zij op 1 mei bevrijd door de Russen, die overigens niets deden om de krijgsgevangenen te repatriëren. 8 USAAF zette daarom B-17's in om de bevrijde krijgsgevangenen terug te vliegen naar bevrijd gebied: operation Revival. Over Lester Colson en Arnold Thomas, die ook krijgsgevangen werden gemaakt, zijn geen verdere gegevens bekend. De krijgsgevangen bemanningsleden van de Little Guy overleefden de oorlog en keerden terug naar Amerika. Bob DeLange is een paar jaar na de oorlog gestorven, de overigen hebben geleefd tot rond de eeuwwisseling. Nu leeft er niemand meer van deze bemanning.
Eindelijk een monument
Het is opmerkelijk dat aan de moedige en zelfopofferende daad van Kyle Scott Smith tot 2007 in Apeldoorn weinig aandacht is besteed. Wij vieren, terecht, om de zoveel jaar groots de bevrijding door de Canadezen van onze stad op 17 april 1945, maar deze dappere Amerikaan zouden wij ook niet moeten vergeten. Vooral ook omdat het Boschbad elk jaar door tienduizenden jonge Nederlanders wordt bezocht, is op 26 november 2007 een eenvoudig monument onthuld, vrijwel op de plaats waar de Little Guy is gecrasht, aan de rand van de kanovijver.
Aansluitend aan de onthulling heeft de Berg en Bosschool uit Apeldoorn het monument geadopteerd.
Berging
De op 22 november 2010 begonnen berging van de resten van het vliegtuigwrak van de 'Little Guy' die sinds 26 november 1944 in de kanovijver van het Boschbad liggen, is afgesloten. Een bom of stoffelijke resten zijn niet aangetroffen; er zijn wel kleinere wrakdelen en wat klein kaliber munitie gevonden. Ondanks de zeer beperkte vondsten konden er toch conclusies worden getrokken over het laatste stukje van de vliegroute van de 'Little Guy'.
Bijschrift luchtfoto nr. 12: Op deze luchtfoto van 29 november 1944 is in het midden de begraafplaats aan de Soerenseweg te herkennen: het padenstelsel in de vorm van een wiel met 8 spaken. Tussen de begraafplaats en de linkerrand van de foto, in westzuidwestelijke richting, ligt het Boschbad: de 4 grillige lichte vlekjes (de grote witte vlekken zijn wolken). Net oostelijk daarvan is de kanovijver - een vage donkere ellips met aan de bovenzijde een licht vlekje: wrakstukken van de Little Guy.